Diana Martens, deelprogrammaleider bij het programma Bedrijven met Gevaarlijke Stoffen van Inspectie SZW, gelooft in sprookjes. Maar de ideale situatie is nog niet bereikt, vertelt ze tijdens de voorlichtingsbijeenkomst van de Federatie Nederlandse Rubber– en Kunststofindustrie (NRK) over REACH en stoffen op 14 juni 2016. En dat is een veilige en gezonde werkplek. Een speerpunt waar REACH (Registratie, Evaluatie, Autorisatie en Restrictie van Chemische stoffen) en arbo elkaar raken. Het draait namelijk om de bescherming van de gezondheid van werknemers.
‘In die ideale situatie voldoet een aantal partijen aan verschillende voorwaarden’, zegt Diana Martens. ‘Leveranciers voorzien de eindgebruiker van de juiste informatie; met veiligheidsinformatiebladen (VIB’s). Die zijn leesbaar en begrijpelijk, in minder dan tien pagina’s. Bovendien vertalen ze de informatie naar de omgeving van de eindgebruiker. Maar dat is niet alles. De leverancier verschaft ook heldere informatie over DNEL (Derived No-Effect Level – ofwel het blootstellingsniveau aan de stof waarboven mensen niet blootgesteld mogen worden) en grenswaarden. De beschermingsmaatregelen zijn gebaseerd op een exposurescenario, en alle data zijn gebaseerd op een mengsel en niet op de stoffen. En tot slot is de informatie up-to-date; niet ouder dan maximaal 5 tot 6 jaar dus. Deze informatie is de basis voor de veiligheidsinformatiebladen (VIB’s) waarmee bedrijven hun werknemers informeren.’
Dat is wat leveranciers doen. Wat doet de eindgebruiker in de ideale situatie?
Diana Martens: ‘De eindgebruiker – bedrijven en hun werknemers – gebruiken die VIB’s daadwerkelijk. Dat betekent dat de beschermingsmaatregelen gebaseerd zijn op de informatie uit de VIB. Verder beoordelen ze het blootstellingsniveau voor hun werkomgeving, zodat het aansluit op het exposurescenario van de leverancier. En als stoffen gecombineerd worden gebruikt, vertaalt het bedrijf de beschikbare informatie naar die specifieke situatie. Uiteraard instrueert het bedrijf haar werknemers met een werkplekinstructiekaart (WIK) en zorgen ze voor de benodigde beschermingsmaatregelen.
Dit is de realiteit
De realiteit is helaas minder rooskleurig. Uit inspecties die Inspectie SZW samen met Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) deed in 2014 en 2015 bleek het volgende:
- 25 tot 50 procent van de bezochte bedrijven had geen VIB’s of gebruikte te oude VIB’s.
- 75 procent van de gebruikte VIB’s was van slechte kwaliteit (verkeerde labelling of etikettering (volgens CLP – Classification, Labelling en Packaging), verkeerde of geen vermelding van persoonlijke beschermingsmaatregelen, (RMM’s, geen DNEL).
- Minder dan 20 procent van de VIB’s bevatte een exposurescenario.
- 75 procent van de bezochte bedrijven had geen RI&E, beoordeling, registratie of onderbouwde beschermingsmaatregelen.
Er valt dus nog veel te verbeteren. ‘De mkb-werkgever heeft niet of weinig deskundigheid in huis over arbeidshygiëne, REACH en arbo. Vanwege de kleine omvang van het bedrijf ontbreekt vaak de capaciteit’, zegt Diana Martens. ‘Ze hebben geen RI&E voor gevaarlijke stoffen, geen blootstellingsbeoordeling en geen onderbouwde maatregelen. Bovendien grijpt deze groep snel naar persoonlijke beschermingsmiddelen, zonder eerst naar (betere) alternatieven te kijken. Het is duidelijk dat deze groep veel informatie nodig heeft. Die zou gewoon in de VIB’s moeten staan. Maar omdat die vaak van slechte kwaliteit zijn – als ze er al zijn – of omdat ze te complexe beschrijvingen bevatten, valt er nog veel te winnen.’
Voor meer informatie, zie de website van SZW Inspectiefocus.