De laatste jaren heeft ECHA, het Europees Agentschap voor Chemische Stoffen, de focus verlegd naar het werken met groepen stoffen in plaats van met individuele stoffen. Het doel hierbij was om het regelgevend risicobeheer voor zorgwekkende stoffen te versnellen.
Hoe gaat die indeling in groepen stoffen nu precies in zijn werk? Dat gebeurt hoofdzakelijk op basis van de volgende criteria:
De structurele gelijkenis, waarbij gebruik wordt gemaakt van de informatie over de identiteit van een stof in de ECHA-registratiedossiers en C&L-kennisgevingen. De identiteit van een stof wordt normaal gesproken beschreven door de chemische naam, het nummer (bijvoorbeeld een EC-nummer) en de chemische samenstelling. De stoffen worden geselecteerd uit alle geregistreerde stoffen in de ECHA-database, de belangrijkste informatiebron voor het zogeheten universum van chemische stoffen.
Read-across- en categorie-indelingen. Daarbij wordt gebruik gemaakt van informatie die door de industrie is aangeleverd via de registratiedossiers en informatie van externe bronnen, zoals CLP, biociden, gewasbeschermingsmiddelen en persistente organische verontreinigende stoffen (POP’s).